zondag 14 oktober 2007

Verschijning








Al drie uur lang zat de Kat vast in zijn favoriete stoel. Hij had naar buiten gekeken waar de eerste voorzichtige zonaanbidders na de bui de straat weer opschuifelden. Hij had wel drie kwartier liedjes gezongen waarvan hij zich de tekst kon herinneren. Hij had al zijn favoriete troostwoorden voor zich uitgemompeld. Hij had heel even geschreeuwd, maar toen was hij toch bang dat ze hem buiten zouden horen en binnenlopen met de vraag of hij gek was geworden of erger nog, heel erg eenzaam. Hij had geprobeerd te mediteren in de hoop daarmee figuurlijk maar ook letterlijk op te stijgen naar hogere sferen.

Maar mediteren kon hij niet. Hoe meer hij probeerde zijn hoofd leeg te krijgen, hoe voller het er werd. Eerst was zijn hoofd alleen bevolkt door onrust vanwege het vastzitten en de vraag of de winkels zo nog open zouden zijn, maar tijdens het mediteren zag zijn broertje voor zich die allang dood was, en zijn vroegere vriendjes, die hij nooit meer zag. Zijn moeder, die meende te moeten zeggen dat hij eens een keuze moest maken. Het vliegboek. Zijn eerste kus. Zijn laatste kus-die al een veel te lange tijd achter hem lag. Het woord amnesie. Zijn hoofd leek op een volière met allemaal fladderende witte duiven.

Hij schudde zijn hoofd om het leeg te krijgen en zag links van hem in de hoek een beweging. Twee losse oren verschenen uit het niets en langzaam verscheen de Kolderkat in zijn kamer. ‘Man, neem toch eens een risico en gebruik je fantasie. Wie blijft er nou drie uur vastzitten in zijn stoel? Een uur -hoogstens- langer hoort het niet te duren.’ Meewarig keek de Kolderkat hem aan. ‘Ik kom over een uur weer kijken en dan ben je weg, afgesproken?’ De Kat zag zijn vriend stomverbaasd weer verdwijnen tot ditmaal diens ogen nog een moment bleven hangen.

Zijn ogen sluitend probeerde de Kat nu alle logica te laten varen. Hij proefde in zijn mond de smaak van verse chocolademousse en zag hoe hij vroeger op zijn rug lag en keek welke vormen de wolken boven hem hadden. Hij steeg op naar wolken en kletterde een moment later als regen naar beneden in het beekje achter zijn geboortehuis waar hij zelf met een netje salamanders stond te vangen.

De Kat voelde een windvlaag in zijn gezicht en opende zijn ogen. Het raam voor hem was opengewaaid. Tegelijk bewoog er iets achter hem en hij zag dat zijn vleugels weer waren aangegroeid. Er borrelde een lach in hem op die grensde aan de lach van een maanzieke, hij zuchtte van opluchting en vloog het raam uit, richting Pazalmar.