zondag 8 juni 2008

Luchtverkeer







De blik strak vooruit gericht vloog de Kat voort. Hij sloot zijn ogen zo min mogelijk. Hij vloog zo recht als hij kon. Slechts af en toe wierp hij een snelle blik naar beneden om te zien waar hij was. Hij vloog- maar daar was dan ook alles mee gezegd. Hij had net zo goed thuis op de bank kunnen zitten. De voldoening die hij bij het wegvliegen had gevoeld en ook had verwacht bleef uit. Het werd er niet beter op toen er meer luchtverkeer bleek te zijn.
Een groep vlinders fladderde druk kwebbelend voorbij zonder acht op hun richting of hun omgeving te slaan. Toch botsten ze nergens tegenop en zagen ze er benijdenswaardig op hun gemak uit. Een lodderig kijkend schaap zweefde recht op de Kat af, bitste hem een baaaah toe en dook net op tijd onder hem door. Een uil poepte per ongeluk op zijn hoofd. Een klasje kleine schildpadden stoof zo hard langs hem heen dat hij opzij werd geblazen. Toen de Kat tenslotte ook de dikke Basto in opperste stemming sierlijk voorbij zag zigzaggen zonder dat deze hem een blik waardig gunde, werd het hem even te veel.

Een droge snik welde op in zijn keel. Hij herinnerde zich dat hij altijd als laatste werd gekozen bij gym. Hij herinnerde zich die keer dat hij, geen klein kind meer, voor zijn huisdeur in zijn broek had geplast omdat hij de sleutel niet bij zich had. Hij had toen bij de buren de sleutel moeten halen, zich zo manoeuvrerend dat ze zijn natte benen niet konden zien. De tranen prikten in zijn ogen toen hij ineens de stem van de Kolderkat in zijn hoofd hoorde: Je vliegt gewoon door, dan kan je niet vallen.

En zo is dat, dacht de Kat. Ik laat me niet op mijn kop zitten door minderjarige schildpadden of nalatige uilen. Ik ben de Kat en ik vlieg. Hij probeerde voorzichtig om zich heen te kijken en te genieten van het weidse landschap onder hem. Het was prachtig, maar hij kon niet ontkennen een enorme opluchting te voelen toen hij het beeld van de Wachter van Pazalmar onder zich op zag doemen.