maandag 6 oktober 2008

Verval




Het begon al licht te worden toen de Kat zijn hoofd weer ophief. Zonder dat hij het had gemerkt was de kerk leeggelopen en was de nacht voorbijgegaan. Hij had niet geslapen, maar als in trance met zijn hoofd in zijn handen gezeten. Herinner je dat je elke dag opnieuw kunt beginnen. Met deze mantra in zijn hoofd liep de Kat het duinpaadje verder af, weg van de zee.

De natkoude ochtendlucht hing tussen de duinen, waaruit de nevel langzaam wegtrok en een voorzichtig zonnetje kwam tevoorschijn. Het duinpad bestond uit platgetrapte schelpjes die zachtjes knisperden als je erop stapte. Tussen het duingras blonk af en toe een klein skelet, waarschijnlijk van een lang vergeten konijn. Behalve het knisperen van de schelpjes was er geen enkel geluid. Het scheen de Kat toe alsof hij nog de enige persoon op de wereld was en op een vreemde manier stelde hem dat gerust.

Op de top van een duin aangekomen hield de Kat even stil om om zich heen te kijken. Dit deel van de duinen was hem bekend. Het pad splitste zich even verderop in tweeën. Rechtsaf liep het een bos in, waarna het uit zou komen op de Calle de la Paz, de hoofdstraat van Pazalmar. Daar zat de bakker, waar de Kat in de vroege zomers van zijn jeugd had gewerkt. Daar stond zijn oude school, waar hij urenlang in een hoekje verhalen had zitten te schrijven over vliegende wezens en hoe het er daarboven volgens hem uitzag. Toen al die belangstelling voor het vliegen, hij was het helemaal vergeten. Hij was zoveel vergeten. Ooit was hij een keer naar een reünie van zijn school gegaan. Iedereen had lachend herinneringen opgehaald, maar hij had er slechts een paar herkend. De rest leek uit zijn geheugen gewist. Hij wist niet meer dat ze in groepjes hadden moeten schoonmaken, noch dat hij zelf een keer een vechtpartij was begonnen omdat hij verloren had met knikkeren. Wie ben ik, dacht hij nogmaals. Hoe kan ik verder als ik niet meer weet waar ik vandaan kom?

De Kat keek met tegenzin naar links, waar het pad terug richting de zee ging en zag daar zijn ouderlijk huis liggen. Zijn moeder moest er nog wonen, maar hij had haar lange jaren niet gezien. Toch kon hij niet terug naar rechts zonder eerst links te zijn gegaan, dus vervolgde hij zijn langzame tred naar huis. Het was niet meer zo wit als in zijn gedachten, maar nog uit hetzelfde hout en met dezelfde blauwe deur. Hij aarzelde toen de deur langzaam openging. Daar stond zijn moeder, oud, uit een ander tijdperk, met gebogen rug.

‘Tristan, lieverd, daar ben je dan.’
‘Daar ben ik dan’, mompelde de Kat en hij stapte de deur door die zijn moeder vervolgens zachtjes achter hem sloot.