maandag 16 juni 2008

Cirkels




Zijn geboortestad was in zicht. De Wachter van Pazalmar kwam steeds sneller dichterbij. De Kat was blij het vertrouwde beeld van de over de zee turende man terug te zien, maar bedacht zich ineens met schrik dat hij nog nooit een gewone landing had gemaakt. Hij was wel gevallen, maar niet geland. Het beeld zou hard zijn, de grond ook, maar nog harder zouden de lachende gezichten van omstanders zijn. Misschien wel omstanders die hij nog kende.

In paniek keek de Kat om zich heen. Een duif boven hem gilde: ‘Cirkelen, je moet cirkelen, man.’ Het snerpende geluid van de duif die deze woorden als een mantra bleef herhalen, dwong de Kat tot concentratie. ‘Cirkelen’, dacht hij, ‘Precies, niet zigzaggen, niet rücksichtslos rechtdoor, maar cirkelen, ik maak ze zo rond mogelijk, die cirkels, dat ga ik doen.’ En ineens stond hij naast de Wachter van Pazalmar.

‘Koudwatervrees?’, hoorde hij achter zich. Het was de duif, die op een bank naast het beeld was geland. Zonder dat hij de Kat ruimte gaf om te antwoorden, vervolgde de duif: ‘Je ziet het voortdurend bij beginners. Ze zijn bang om af te gaan, ze willen het te goed doen. De een wordt te enthousiast en gaat te hard, de ander durft niet meer van de grond te komen, of niet meer uit de lucht, afhankelijk van waar ze zijn uiteraard. Jij bent meer van de tweede soort geloof ik. Je moet aan je concentratie werken man, je bent behoorlijk afgeleid. Je boft dat ze me gevraagd hebben hier een beetje de wacht te houden. Vorige week is er nog iemand recht op het beeld geknald en die ligt nog steeds in het ziekenhuis.’

‘Ziekenhuis?’ stamelde de Kat, nog te aangedaan om de woordenstroom van de duif met een snedige opmerking te beëindigen. ‘Jazeker, hoofdwond, arm gebroken. Ik ben hem nog op gaan zoeken, maar de arme kerel was half in shock. Nee, het is niet zonder risico, vliegen, zeker als je het niet al van nature kan, maar daar zie ik een ander in nood. Hou je haaks man, en werk aan die concentratie.’ De duif vloog de hoogte in waar inderdaad een biggetje hulpeloos rond haar eigen as tolde, alsof ze aan een braadspit hing.

De Kat was blij verlost te zijn van het geklets. De duif had hem weliswaar geholpen, maar stond hem niet aan. Dat vond hij niet kies van zichzelf en hij voelde een klomp chagrijn omhoog borrelen. Met een diepe zucht keek hij op naar de Wachter van Pazalmar. De legende ging dat deze ’s nachts tot leven kwam en verdwaalde schepen in zijn handpalm terugbracht naar de kust, na de opvarenden in slaap te hebben gesust met de wind van zijn adem. Nooit gezien, maar toch geloofd. De Wachter had een diep geconcentreerde uitdrukking op zijn gezicht terwijl hij in de verte staarde. De Kat vroeg zich af waar de Wachter naar keek en nam plaats op de bank, in de hoop er zelf ook een glimp van op te vangen.